Voor de fiscale fijnproever
De regelmatige lezers van mijn columns weten dat ik de inhoud hiervan niet zelden ontleen aan situaties uit mijn eigen fiscaal-juridische adviespraktijk. Vanuit de door mij ontvangen reacties maak ik op dat de leesbaarheid hierdoor in positieve zin beïnvloed wordt. Ook de hierna omschreven situatie komt weer voort uit mijn eigen praktijk.
Een cliënt van mij exploiteert in het zuiden des lands een Hotel. Vanwege het verblijf van de gasten in het Hotel wordt keurig netjes Toeristenbelasting aan de gasten in rekening gebracht en deze wordt ook op correcte wijze aangegeven aan de gemeente. Met inachtneming daarvan worden door de Belastingsamenwerking aanslagen Toeristenbelasting aan het Hotel opgelegd. Achter het hotel ligt een groot terrein waarop chalets staan. Deze chalets worden verhuurd aan uitzendbureaus die hier Poolse arbeidsmigranten in huisvesten. Eerst hebben we procedures mogen voeren over het antwoord op de vraag: wie in casu de belastingplichtige is voor de Toeristenbelasting. Zijn dit de uitzendbureaus of is dit het Hotel? In mijn columns heb ik daar eerder aandacht aan besteed. Inmiddels is in de jurisprudentie duidelijk geworden dat het Hotel in de onderhavige situatie de belastingplichtige was voor de Toeristenbelasting. Voorafgaand aan die duidelijkheid werden door de Belastingsamenwerking werden over de jaren 2015 t/m 2017 met het Hotel afspraken gemaakt dat zij niet belastingplichtig was voor de Toeristenbelasting vanwege het huisvesten van de arbeidsmigranten. De Belastingsamenwerking dacht dit door haar opgewekte vertrouwen met terugwerkende kracht te kunnen herroepen. De rechter moest er weliswaar aan te pas komen maar in diverse uitspraken is volstrekt helder geworden dat je opgewekt vertrouwen niet met terugwerkende kracht kunt beëindigen.
Voor dezelfde belastingplichtige lopen nog procedures over de jaren 2018 en volgende. Omdat de Belastingsamenwerking van mening was dat ter zake van het verblijf van de Poolse arbeidsmigranten nog geen aanslag was opgelegd dacht men dit alsnog te kunnen doen door gewoon aan het Hotel nieuwe primitieve aanslagen op te leggen. Gemakshalve vergat men daarbij even dat over de diverse jaren aan het Hotel reeds primitieve aanslagen waren opgelegd. Naar mijn stellige overtuiging kan dat niet. Ingevolge wet en jurisprudentie kun je, indien over een jaar te weinig belasting is geheven, hier als overheidslichaam uitsluitend op terugkomen door een navorderingsaanslag op te leggen. Bij hoog en bij laag houdt de Belastingsamenwerking vol dat dit wel kan. In een poging mij van hun gelijk te overtuigen te overtuigen roept men dan: Zo doen we het altijd. Ik kan daar maar op één manier op antwoorden: Dan doe je het altijd fout. Het goede nieuws daarbij is dat dit perspectieven opent voor degenen die dit ook overkomt. Mijn duidelijke advies daarin is dan ook hier niet mee akkoord te gaan en tijdig bezwaar te (laten) maken tegen een dergelijke handelswijze. In mijn optiek moet je er toch vanuit kunnen gaan dat zeker een overheidslichaam zich aan wet en jurisprudentie houdt.
Heeft u naar aanleiding van deze column vragen of opmerkingen bel dan naar Hans de Willigen 0615851402 of mail naar hans@dewilligenadvies.nl