Toeristenbelasting, het geld ligt op straat
Ik wens iedereen een in alle opzichten fantastisch 2018. Misschien liggen er weer prachtige besparingen in het verschiet. In mijn columns zal ik de lezers regelmatig attenderen op besparingsmogelijkheden.
In het afgelopen jaar schreef ik regelmatig columns over Toeristenbelasting en de in die sfeer te realiseren voordelen. Naar aanleiding van die artikelen, mocht ik inmiddels de belangen van een groot aantal belastingplichtigen behartigen. Onderling verschilden de casussen sterk. Er was echter één grote gemene deler: de besparingen waren bijzonder fors, variërend van tonnen tot soms zelfs meer dan 1 mln.
Voor gemeentes zitten de problemen niet zelden in het belasten van de verkeerde belastingplichtige of het niet goed toepassen van de in de verordening opgenomen (vrijstellings)-bepalingen.
Zo werd een recreatieondernemer aangeslagen voor de verhuur van chalets op een recreatiepark aan een uitzendbureau die de chalets ter beschikking stelde aan Poolse arbeidsmigranten. Ingevolge een arrest van de Hoge Raad is niet de recreatieondernemer de belastingplichtige doch het uitzendbureau. Het feit dat in de ter zake gesloten huurovereenkomst wordt bepaald dat de toeristenbelasting kan worden doorbelast aan het uitzendbureau doet daar niet aan af. Waarom zou je het debiteurenrisico voor dat uitzendbureau gaan lopen? En passant trachtte de gemeente desbetreffende recreatieondernemer middels een vaststellingsovereenkomst te verleiden tot het in de toekomst niet meer kunnen aantekenen van bezwaar of beroep tegen de op te leggen aanslagen. Hoe durf je dit, met inachtneming van de betreffende jurisprudentie, als gemeente überhaupt voor te stellen?
Inmiddels ben ik zelfs een gemeente op het spoor die verzuimt heeft definitieve aanslagen op te leggen. Definitieve aanslagen worden over diverse jaren bij meerdere ondernemers niet in de administratie aangetroffen en de gemeente kan door een wijziging van het administratieve systeem niet aantonen dat ze in het verleden wel verzonden zijn. Jammer dan, de termijn voor het opleggen van de definitieve aanslagen over de jaren 2011 t/m 2014 is inmiddels voorbij. Het risico voor het verzenden van de definitieve aanslagen komt ingevolge vaste jurisprudentie voor rekening van de gemeente. De opgelegde voorlopige aanslagen over die jaren dienen derhalve volledig vernietigd te worden. Ach het ging slechts om aanslagen van meer dan € 350.000 per jaar. In de jaren daarna moesten voor de vaste stacaravans geen aanslagen Toeristenbelasting maar aanslagen forensenbelasting opgelegd worden. Ach dit leverde de belastingplichtige slechts €189.000 per jaar op. Eufemistisch uitgedrukt scheelt het niet veel als je het gauw zegt. Hoe leggen de wethouders resp. de verantwoordelijke heffingsambtenaren dit stelselmatige geblunder toch uit aan de vaste bewoners? Het geld moet tenslotte toch ergens vandaan komen.
Dit alles nog afgezien van de discussie over het antwoord op de vraag of ten gevolge van de omschrijving van het belastbare feit überhaupt toeristenbelasting verschuldigd is. Als iemand naar mijn eigen tweede woning gaat in een gemeente die uitsluitend een verordening toeristenbelasting kent is één ding helder. Hij/zij betaalt geen toeristenbelasting. Het belastbare feit is tenslotte: het verblijven met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook. Iedereen is het eens dat er dan geen toeristenbelasting betaalt hoeft te worden, omdat geen vergoeding wordt betaald. Waarom zou ik dan wel toeristenbelasting moeten voldoen als ik naar mijn eigen chalet op een recreatiepark ga? Het lijkt mij een vorm van discriminatie waar geen redelijke rechtvaardiging voor is. Jurisprudentie zal leren wie daar gelijk in heeft.
Voorlopig leert de ervaring echter: voor ons is er nog veel werk aan de winkel. Het geld ligt vooralsnog nog steeds op straat. Het is en blijft derhalve zaak de aanslagen tijdig op juistheid te (laten) toetsen.