Forensenbelasting; gemeente in de fout

In het kader van deze columns schrijf ik regelmatig over fouten die de diverse gemeentes maken bij het opleggen van aanslagen Forensen- en Toeristenbelasting. Het maken van bezwaar tegen die onjuiste aanslagen loont. Ook momenteel lopen nog weer een paar procedures waar ik voor de diverse belastingplichtigen wederom veel van verwacht. Ik zeg u in ieder geval toe u hierover te zullen blijven informeren. Besparingen van tienduizenden, soms zelfs honderden duizenden euro’s zijn in deze Coronatijd bij menig ondernemer tenslotte niet zelden meer dan welkom.

Zo ging ook de gemeente Ommen in de visie van het Gerechtshof bij het opleggen van aanslagen Forensenbelasting in de fout. Wat was er aan de hand?

De gemeente Ommen kent een verordening Forensenbelasting op grond waarvan natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf hebben, er op meer dan 90 dagen in een kalenderjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden, forensenbelasting verschuldigd zijn. Op zich een volstrekt normaal te doen gebruikelijke bepaling. Indien de woning deel uitmaakt van een recreatiepark waarvan de waarde ingevolge het bepaalde in artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering Onroerende Zaken bedraagt het verschuldigde tarief € 225. Als de waarde in het economisch verkeer niet op de basis van het totale recreatiepark werd vastgesteld maar op basis van het afzonderlijke object varieerde de verschuldigde belastingheffing van € 755 bij een woning met een waarde van minder dan € 60.000 tot € 1620 bij een woning met een waarde van meer dan € 140.000. De betreffende belastingplichtige vond dat hiermee gelijke gevallen ongelijk werden behandeld en achtte dit in strijd met de grondwet (het non-discriminatiebeginsel), niet in de laatste plaats omdat ook geen rechtvaardiging bestond voor deze ongelijke behandeling.

Het Gerechtshof stelde de belastingplichtige op dit vlak volledig in het gelijk en verlaagde de aanslag van € 1620 tot € 225. De Gemeente Ommen trachtte het vege lijf nog te redden door in cassatie te gaan. De Advocaat-Generaal IJzerman heeft op 30 november 2020 een conclusie genomen waarbij in zijn optiek de Hoge Raad het door de gemeente ingestelde beroep ongegrond dient te verklaren. We zullen af moeten wachten of de Hoge Raad deze conclusie volgt, maar voor de gemeente Ommen vrees ik in financiële zin het ergste. Als dat inderdaad het geval is ben ik benieuwd hoeveel belastingplichtigen het voorbeeld van de betreffende belastingplichtige hebben gevolgd. Bij vele malen keer €1395 gaat het toch weer om substantieel geld.

Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze column neemt u dan contact op met Hans de Willigen van De Willigen + Partners via 06-15851402 of via hans@dewilligenadvies.nl

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *