Een volstrekt onderschat probleem

In het kader van deze column bent u van mij gewend dat ik regelmatig aandacht besteed aan de bij recreatiewoningen/stacaravans of chalets te realiseren belastingbesparingen. Bij deze zeg ik u toe daar in mijn komende columns weer aandacht aan te zullen besteden, want vanuit mijn eigen praktijk kan ik u melden dat er in mijn optiek weer een paar interessante uitspraken aan zitten te komen.

Bij het doornemen van mijn vak-techniek viel mijn oog dit keer op een probleem van een geheel andere orde. Een probleem dat naar mijn stellige overtuiging niet zelden volstrekt wordt onderschat.

Een belanghebbende had op een recreatiepark een drietal recreatiewoningen aangeschaft. Hij dacht de betreffende woningen via een bedrijvenpakketverzekering tegen brand verzekerd te hebben. In 2017 werd één van deze woningen volledig door brand verwoest. De schade werd door de belanghebbende bij de verzekeraar geclaimd. U voelt hem reeds aankomen: de verzekeraar weigerde de schade te vergoeden.

Over het verschil van mening werd eerst bij de Rechtbank en later bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geprocedeerd. De verzekeraar werd daarbij volledig in het gelijk gesteld en behoefde de geleden schade niet te vergoeden. Daartoe voerde het Gerechtshof de volgende argumentatie aan. Bij het aangaan van de verzekering had de belanghebbende een door de verzekeraar verstrekt aanvraagformulier ingevuld. De vraag of het pand leeg was, werd ontkennend beantwoord. Daarmee had belanghebbende volgens het hof al kunnen begrijpen dat het wel of niet leeg staan van de recreatiewoning(en) voor de verzekeraar relevant was voor de beoordeling van het antwoord op de vraag of en zo ja onder welke condities de verzekering zou worden afgesloten. Na een daartoe ingesteld onderzoek had de verzekeraar via de inschakeling van deskundigen en na het horen van getuigen vastgesteld dat de recreatiewoning, bij het ontstaan van de brand, inmiddels gedurende een periode van 10 maanden leeg stond. De eigenaar van het recreatiepark had de belanghebbende bovendien de toegang tot het park ontzegt omdat hij werd verdacht van de teelt van hennep in een bij één van de woningen gelegen schuurtje. Om dezelfde reden waren de panden ook afgesloten van gas, water en elektriciteit. Gemakshalve was al deze informatie niet gedeeld met de verzekeraar. Het hof maakte korte metten met dit alles en concludeerde dat de verzekeraar de schade niet behoefde te vergoeden. Uiteraard was dit alles uiterst vervelend voor de belanghebbende, maar wat was de consequentie geweest als de brand was overgeslagen naar omliggende woningen en ook die woningen volledig waren verwoest?

Niet zelden zie ik in parkreglementen staan dat de eigenaren van recreatieobjecten verplicht zijn de woningen/chalets ed. te verzekeren en verzekerd te houden. Gemakkelijk wordt dan opgeschreven dat hier ook op gecontroleerd kan worden. In alle eerlijkheid betwijfel ik te zeerste of men zich dan in voldoende mate de consequenties van bovengenoemde situaties realiseert. Een zelfde vraag of de woning nog wel verzekerd is kan worden gesteld indien de woning in afwachting van de verkoop leeg staat. Niet zelden wordt de dekking dan in een verzekeringspolis uitgesloten. Voorafgaande afstemming met de verzekeraar of de assurantietussenpersoon of onder die omstandigheden bij calamiteiten wel of geen dekking wordt verleend lijkt mij dan ook gewenst. Bij onverhoopte ellende kan het op zijn minst helpen vervelende discussies achteraf te voorkomen.

Heeft u naar aanleiding van deze column vragen of opmerkingen bel gerust naar Hans de Willigen 06-15851402 of mail naar hans@dewilligenadvies.nl

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *